Het verwerken van vloeibaar staal
Dit hoofdstuk is onderdeel van onze opleiding, klik hier voor meer informatie
Vloeibaar staal kan op verschillende manieren verwerkt worden, namelijk:
– Blokgieten
– Continu gietproces
– Gietwals proces
Blokgieten
Bij blokgieten wordt vloeibaar staal in blokken gegoten en afgekoeld. De blokken noemen we ‘ingots’ en kunnen verschillende afmetingen hebben. De afmeting is sterk afhankelijk wat er later van wordt gemaakt. De gietvormen, waarin het vloeibare staal wordt gegoten, noemen we ‘coquilles’. Dit proces wordt soms ook wel coquille-gieten genoemd. Een ingot wordt ook vaak gieteling, smeedblok of walsblok genoemd. Ingots kunnen verschillende groottes en vormen hebben.
Continu gietproces
Een andere methode van gieten is continu-gieten. Het is een proces waarbij onafgebroken gegoten kan worden doordat tijdig nieuw vloeibaar staal wordt aangevoerd.
Vanuit het vacuümpanproces wordt het vloeibare staal in grote staalpannen vervoerd naar een continu-gietinstallatie. Het vloeibare staal wordt in een verdeelbak gegoten. De aanwezige oxiden (slak) zijn lichter dan het staal en stijgen naar het oppervlak. De lege staalpan wordt direct vervangen door de volgende (volle) staalpan. Vanuit een gat, onder in de verdeelbak, stroomt het staal in een gietvorm. De gietvorm wordt gekoeld met water. Hierdoor stolt het staal dat contact maakt met de koude wanden van de gietvorm. Onder in de gietvorm zit een gat dat de vorm heeft van het uiteindelijke product. Rechthoekig voor plakken, rond voor staven, enz. Het gat is afgesloten met een stop om te voorkomen dat het vloeibare staal direct wegstroomt. De gietvorm begint vol te stromen met vloeibaar staal. Zodra er voldoende staal in de gietvorm zit wordt de stop verwijderd. Een streng heet staal (buitenkant reeds gestold, binnenkant nog vloeibaar) glijdt met een constante snelheid door het gat naar beneden. Tijdens het afdalen wordt het staal besproeit met water waardoor het sneller stolt. Afhankelijk van de gegoten vorm wordt de streng een ‘plak’ of een ‘knuppel’ genoemd.
Met behulp van rollen wordt het (nog steeds hete) staal horizontaal geleid. Vervolgens wordt met branders de knuppel of plak op maat afgesneden. De plakken of knuppels worden afgekoeld om verder verwerkt te kunnen worden.
Giet-walsproces
Er gaat veel energie verloren wanneer je een hete plak laat afkoelen. Om een gegoten plak te kunnen uitwalsen tot plaat moet deze eerst weer verhit worden. Ook dit kost veel energie. Om die reden wordt in sommige fabrieken direct na het continu-gieten gewalst, zonder eerst af te koelen. We noemen dit proces het giet-walsproces. Dit proces wordt voornamelijk uitgevoerd bij het walsen van bandstaal (platen).
Na het continu-gieten en afkorten (met snijbranders) worden de hete plakken verder verhit.
Wanneer heet staal in aanraking komt met lucht oxideert het bijzonder snel. Er ontstaat een donkergrijze ‘korst’ op het oppervlak. Deze korst noemen we een ‘oxidehuid’. Bij gietprocessen wordt het ook wel ‘giethuid’ genoemd, en bij walsprocessen een ‘walshuid’. Deze huid is zeer hard en bros en brokkelt gemakkelijk af. Voor het walsen wordt eerst deze huid verwijderd om beschadigingen aan walsrollen en plak te voorkomen. Dit doen ze door er gedemineraliseerd water op te spuiten. Het water “blaast” de oxidehuid weg en verdampt dan snel.
Bij walsen wordt het staal tussen twee rollen doorgevoerd. De opening tussen de twee rollen is kleiner dan de dikte van de plak. De plak wordt hierdoor dunner en langer. Dit proces herhaalt zich totdat de gewenste dikte is bereikt. De plak is uitgewalst tot een zeer lange band. We noemen het dan ook bandstaal. Omdat de band een hoge temperatuur heeft tijdens het walsen noemen we het walsproces ‘warmwalsen’. Aan het einde van het walsproces wordt de nog steeds hete band opgerold. Zo’n rol noemen we een ‘coil’.
Auteur: Wonnie van Beek
Dit hoofdstuk is onderdeel van onze opleiding, klik hier voor meer informatie
Wil u meer weten over de MCB Campus? download dan hier onze brochure